De "closing frog" methode heeft als voordeel dat er geen onderbreking is waar de wielen kunnen "induiken" ze rijden als het ware gewoon over normale vlakke rails voor hun gevoel.
Voor de wielen van wagons, locs en rijtuigen lijkt het net
alsof er geen wissel is.
Je kunt daardoor probleemloos met verschillende wielnormen door het wissel.
Als uitgangspunt heb ik voor mezelf gesteld dat er zowel met NEM 310 als met PROTO45 gereden moet kunnen worden.
FINESCALE en NMRA
RP25 normen liggen daar ongeveer tussenin.
Strijkregels hebben slechts een cosmetische functie.
Het nadeel is dat de constructie wat ingewikkelder is en dat de bewegende delen wat nauwkeriger moeten worden gebouwd.
Een punt van zorg
zijn de railstoelen (in mijn geval type K) die nergens standaard geleverd worden voor closing frog systemen in spoor 0.
Zowel de tongen als de "vleugels" (ik vind dat ze op visstaarten lijken) moeten worden bewogen en op hun plek gehouden worden, in
tegenstelling tot het standaard wissel waar alleen de tongen worden bewogen.
Het draaipunt of de as moet met grote nauwkeurigheid worden bepaald bij het ontwerpen en ook met grote nauwkeurigheid worden gebouwd.
Qua afstand ligt het draaipunt
exact in het midden tussen de punten van de "vleugels" en de punten van de tongen, beiden laten een opening van 1.7 mm hetgeen ruim voldoende is voor de meeste wielnormen.
De grove NEM 310 standaard geeft een flensbreedte tussen de 1,2 en 1,4 mm.
en als maximale flenshoogte 1,6mm. en de back to back wielafstand is minimaal 28,4 mm.
Schaal 1:45 heeft een flensdikte van 0,68 en een flenshoogte van 0,65 mm. en de back to back afstand van de wielen is 30,22 mm.
Proto45 wielmaten