Onder de nominale straal of radius versta ik de boogstraal/radius op de middellijn van de boog, dus het exacte midden tussen de rails.
Wanneer de bochten concentrisch zijn ontworpen met een gemeenschappelijk middelpunt, zal
de buitenboog van de rails dus een iets grotere straal hebben en de binnenboog een iets kleinere. Vanwege het parallele spoor blijft de spoorbreedte dan ook exact gelijk.
Echter, in het grootbedrijf verwijden de rails zich iets in een boog.
Hierdoor gaan loks en rijtuigen wat soepeler door de bocht en ontstaat er minder slijtage.
In model pas ik geen verkanting toe in bochten, dus ook niet in wisselbogen.
In de bochten gebruik ik wel overgangsbogen, maar in het wissel, denk
ik, niet, omdat de wisselboog te kort is. In de praktijk loont het vermoedelijk niet bij deze korte wissel (1:5)
De maten heb ik proefondervindelijk gevonden, maar in de boeken van de Nederlandse Spoorwegen staan er uitgebreide formules voor.